(28¡)
“Als je geluk toelaat lacht het leven je toe”.
Zoekend naar wat jou geluk brengt is een allemachtig interessant avontuur. Allereerst is er de vraag waarop alleen jij het antwoord weet wat het is waar jij gelukkig van wordt.
Waar krijg jij kippenvel van, waarvan wordt er een glimlach op jouw gezichtje getoverd. Verwarmd jouw innerlijk gevoel van trots je met de zachtste omarming die je ooit mocht verwelkomen.
Geluk ontstaat door hartverwarmende geschenken die je toekomen, die er zijn. Voor het oprapen liggen omdat je ze altijd voorhanden hebt als jij je er voor open stelt.
Openstellen van gelukzalig makende kleinigheden. Je langzaamaan de herkenning gaat ervaren wat ertoe doet en wat onbelangrijk is geworden.
Prioriteiten veranderen daar inzichtelijk wordt dat spraak welk geen gevolg kent kwalijk is. Kwalijk voelt en verdriet oproept. Verdrietig verwerken van luttele beloften geeft uiteindelijk overzichtelijk dat die, die spreekt noch uitvoert je geluk niet vergroot.
Niet nagekomen verwoordingen doen zoveel, maken dat je boosheid groeit. Maar wie heeft schuld. De schepper met z’n grootspraak of de goedgelovige ontvanger.
Als we bereid zijn beiden schuld te bekennen ontstaat gelijkwaardigheid. Als één zich ontpopt tot grootsheid is hij of zij de winnaar van zich zelve. Puur en alleen daar hij zich schaart in zelfkennis die zorgt voor gelukjes omdat ommekeer van gedachten je meer geluk brengt dan vasthouden aan patronen. Aan routines die je niet meer dienen.
En zo groei jij in de rechtmatige eigenaar van meer en meer gelukjes.